Kunst als een moment van kalmte in de ontreddering.

Guy Cassiers voortrekker in nieuw initiatief.

Ondanks zijn mondigheid wordt de kunstensector vaak in het defensief gedrongen. Om de zoveel tijd worden de kunsten met een heus ‘zwartboek’ geconfronteerd en krijgen een lange lijst van beschuldigingen voorgelegd: te elitair, te moeilijk, te narcistisch, niet bezig met de samenleving, te veel subsidies, enz. Guy Cassiers roept de artistieke sector op om zich affirmatief op te stellen en zowel aan het grote publiek als aan de politiek duidelijk te maken hoe belangrijk de rol van de kunsten is in de samenleving. Cassiers nodigt de Antwerpse, maar ook de Vlaamse, de Waalse en de buitenlandse kunstenaars en instellingen uit om hun bijdrage te leveren tot een “boek van de schoonheid en de troost” (titel ontleend aan het bekende boek van Wim Kayzer).

Een boek van de schoonheid en de troost

Een vogelvlucht doorheen het programma van de Antwerpse Kleppers van dit jaar maakt snel duidelijk dat deze theatermakers met hun beide voeten op de grond staan, in het midden van de wereld. Naast bewerkingen en actualiseringen van klassiekers van Ibsen, Shakespeare, Puccini en Schiller, worden voorstellingen getoond over het recente Belgische verleden en de acties van de CCC, over de val van de DDR, over televisiepredikanten, goeroes, over de stad en haar verhalen, over oude idealen en nieuwe revoluties, over jongeren, over diversiteit, over eenzaamheid en onmogelijke romantische liefdes. Ik heb in dit programma tevergeefs gezocht naar kunstenaars die elitaire en hermetische kunst zouden maken, die alleen maar toegankelijk is voor een kleine groep insiders. Ik heb tevergeefs gezocht naar kunstenaars die zich bewust buiten of zelfs boven de maatschappij plaatsen. Ik heb tevergeefs gezocht naar kunstenaars die alleen maar doen wat ze zelf graag willen doen, zonder enige verantwoording af te leggen en dat – als klap op de vuurpijl – met geld van de belastingbetaler. Toch is dat een beeld van de kunstenaar en de kunst dat steeds meer in het publieke debat opduikt.

Ondanks zijn mondigheid is de kunstensector een sector die vaak in het defensief gedrongen wordt. Het lijkt er op alsof de kunsten om de zoveel tijd met een heus ‘zwartboek’ worden geconfronteerd. Ze krijgen een lange lijst van beschuldigingen voorgelegd. Ikzelf – en ik denk dat ik hier in naam van vele zo niet alle kunstenaars en kunstinstellingen spreek – wij dus – wij herkennen ons niet in die beschuldigingen en in dat negatieve beeld dat te pas en te onpas van de kunstensector wordt opgehangen. Ik wil met opzet een brede definitie van het woord kunst gebruiken: van de literatuur tot de architectuur, van de beeldende kunsten tot de podiumkunsten, van erfgoed tot – waarom niet – de amateurkunsten.

Als er een sector is die zich doet opmerken door creativiteit, verbeelding, nieuwe ideeën, verrassende vormen van communicatie, lokale en internationale dynamiek,... dan wel de kunstensector. Waarom duikt dat negatieve beeld dan steeds opnieuw op? Is het mogelijk dat we ons als sector niet voldoende affirmeren? Dat we niet voldoende duidelijk zeggen waar we voor staan? Zijn we nog steeds een grote onbekende waarover veel misverstanden en vooroordelen bestaan? Zou het kunnen dat we zelf niet voldoende wijzen op de belangrijke plek die de kunsten in de samenleving innemen? Op de verbeelding die ze genereren? Op de schoonheid, de ontroering, de meditatie, de spanning, de humor, het amusement, de kritische houding, het engagement, de provocatie, de subversie, enzoverder. Moeten we zelf niet meer gaan wijzen op de aandacht die de kunsten hebben voor de traditie en het erfgoed, en tegelijk ook voor het nieuwe, en ja dus ook voor het onverwachte, het ongewone, het experiment, het ongemakkelijke. En zelfs aandacht voor de mislukking, voor het besef dat er vooral uit mislukkingen kan geleerd worden. Misschien moeten we zelf meer wijzen op het ruime en gevarieerde publiek dat we gezamenlijk bereiken? Op de cruciale rol die we spelen in het onderwijs en in de emotionele en intellectuele vorming van de jongeren? Op onze aanwezigheid in de openbare ruimte? Op onze rol in het werpen van een brug tussen het verleden en het heden, het heden en de toekomst? En waarom niet op onze functie in de citymarketing en op onze bijdrage tot de plaatselijke economie en de werkgelegenheid?

Misschien is het tijd om naast dat ‘zwartboek, een ‘witboek’ van de kunsten samen te stellen? Een soort van ‘kunsteneffectenrapport’? Of laat me het poëtischer uitdrukken met een titel ontleend aan het bekende interviewboek van Wim Kayzer “een boek van de schoonheid en de troost”. Een boek dat – laat mij even verder dromen - voor eens en voor altijd en voor iedereen, onomstotelijk duidelijk maakt hoe belangrijk de kunsten en hun ontwikkeling zijn voor onze samenleving. Dat is een initiatief dat de krachten van één instelling ver overschrijdt. Daarom richt ik me in de eerste plaats tot de Antwerpse, maar ook tot de Vlaamse, de Waalse en de buitenlandse kunstenaars en instellingen om hun bijdrage te leveren tot dit boek. We geven onszelf een jaar om het te maken. Bij de volgende presentatie van de Antwerpse Kleppers willen we het voorleggen.

Wat er allemaal in dat witboek moet staan? Hoe het er moet uitzien? Daarover moet collectief gepraat worden. Toneelhuis wil het initiatief nemen. We zullen nog tijdens dit festival de collega’s uitnodigen om een jaarplan uit te werken.

Ik zou er in elk geval deze drie gedachten in opnemen. De Amerikaanse filosofe Martha Nussbaum roept de Amerikaanse rechters op om naast wetteksten ook romans te lezen. Ze zullen dan immers anders oordelen over de mensen die voor hen staan, met meer inzicht in hun leven en in de motieven die hen tot bepaalde daden hebben geleid. Voor Marcel Proust is de roman een soort van optisch instrument dat je een scherper beeld van jezelf en de wereld geeft en van je plek in die wereld. In een brief die Vincent van Gogh vijf dagen voor zijn zelfmoord naar zijn broer Theo stuurt, spreekt hij over sommige van zijn schilderijen “die zelfs in de ontreddering hun kalmte behouden.”

Kunst als meer menselijk inzicht in de daden van anderen, een scherpere blik op jezelf en op de wereld, een moment van kalmte in de ontreddering. Laat dat alvast een startpunt zijn.

Guy Cassiers
Toneelhuis
14 januari 2013

Ook interessante producties: