Brieven aan April Glaspie #9

Brieven aan April Glaspie #9

Dear Miss Glaspie,

Allen Keiswetter heeft zijn been gebroken. Hij zegt het me pas aan het eind het telefoongesprek dat ik gisteravond met hem had.

Tijdens dat gesprek had ik me al ettelijke keren afgevraagd waarom we elkaar eigenlijk niet hadden kunnen ontmoeten, waarom we niet ergens in de stad een koffie hadden kunnen drinken, waarom hij het zo nodig vond dat ik hem, nadat ik hem mijn outline had opgestuurd, zou bellen. Het was zelfs zo dat ik hem, op het moment dat hij het me zei, eerst nog nauwelijks geloofde. Het had alles met de aard van het telefoongesprek daarvoor te maken. Het was niet heel soepel verlopen. Ik had alsmaar het idee gehad dat hij op zijn hoede was. Maar nu achteraf denk ik dat het vooral met mij te maken had. 

Het gesprek begon met dat hij zich verontschuldigde voor het feit dat hij niet veel van u wist. Merkwaardig genoeg zeggen ze dat allemaal. Ze hebben met u gewerkt, met u gereisd en gesproken. Allen had zelfs regelmatig met u in Bagdad geluncht, maar ze zeggen allemaal dat ze weinig van u weten. Ik moet, zegt hij door de telefoon, vooral bij anderen zijn en hij begint onderbroken door denkpauzes een hele rij namen van mensen op te sommen die ik wel eens ben tegengekomen bij het lezen over u, maar waarvan ik niet meteen de context en functie paraat heb. Bovendien versta ik hem niet helemaal goed. Hij gaat namelijk na die denkpauzes meteen over in een razendsnel soort Amerikaans waar ik bijna niets van meekrijg. En je kunt in zo’n gesprek ook niet na elke zin vragen of het nog even keertje over mag? Als iemand dan ook nog regelmatig ‘but of course you already know that’ zegt, dan ben ik iemand die, en dat moet u me niet kwalijk nemen, af en toe geïntimideerd ‘yes’ terugzegt. 

Kijk April, ik ben gewoon een waardeloze onderzoeksjournalist. Als je tijdens een telefoongesprek een tiental namen fonetisch op een papiertje schrijft en daar bij het teruglezen maar de helft van kunt ontcijferen, dan kom ik niet dichterbij u natuurlijk. Dan is dat geen research. Ik denk ook dat ik eigenlijk veel te vaag en omslachtig ben voor het soort conversaties dat mijn gesprekspartners normaliter voeren. Ik merkte bijvoorbeeld dat ik eigenlijk helemaal geen strak en vastomlijnd antwoord heb op Allen’s tot drie keer toe herhaalde vraag: But what exactly do you want to know about April? 

Het rare blijft, en dat vind ik best dapper van mezelf, dat ik toch ook weer niet heel erg onder de indruk ben van die hele buitenlandse dienst. Het kan me uiteindelijk toch ook niet echt schelen geloof ik, die types. Natuurlijk het is wel een gevecht, het besef dat jouw plannen volkomen onduidelijk en onbruikbaar zijn in die ‘echte wereld’, maar toch, het idee blijft winnen dat ik iets anders zoek. Dat moet ik tegen mezelf blijven zeggen. 

Ik zou bijvoorbeeld wel willen weten hoe het hoofd werkt als je accepteert dat je tot zondebok wordt gemaakt van andermans falen dat uiteindelijk mede tot een oorlog heeft geleid. Dat diezelfde mensen je vervolgens vijftien jaar lang onder je niveau laten werken en dat jij er nooit iets van zegt, dat je je mond erover houdt, je leven lang, omdat je dat hebt afgesproken en je je daaraan houdt. 

Misschien moet ik die zin maar eens in het Engels uit mijn hoofd leren en zo aan ambassadeur Neumann vragen, die mij morgen, als alles goed gaat, om drie uur PM zal ontvangen in de American Academy of Diplomacy. In suite 902.

Sincerely,
Willem 

Ook interessante producties: