BIS

Truus Bronkhorst: een videocall met een stukje Nederlandse theatergeschiedenis

 

Wat een artikel zou worden in blijde verwachting van de dansvoorstelling BIS van Jan Martens en Truus Bronkhorst, eindigt in een interview via videochat, elk vanuit ons eigen kot. Gelukkig vormt Whatsapp een goede verbinding van Antwerpen naar Amsterdam. Wanneer ik op het oproep icoontje druk, giert er een gezonde portie stress door mijn lijf. Truus Bronkhorst, een stukje Nederlandse dansgeschiedenis, neemt op. Zoals dat hoort dezer dagen, vragen we elkaar hoe de lockdown verloopt. “Auto’s staan terug in de file. Mensen hervallen in oude gewoontes.”
— Tess Jacobs

Wat doet u zoal in quarantaine?

“Ik geef online les met de oude laptop van mijn dochter. Dat ding is al drie jaar niet meer opgestart. Maar het gaat goed. Ik ben er blij mee, want zo blijf ik tenminste in conditie. Daarnaast ben ik ook een vest aan het breien voor mijn moeder. Die heeft het zo koud, ze is zò mager. Één keer om de twee weken mag ik bij haar langs in het woonzorgcentrum achter plexiglas. Maar dat is niet écht. Het is niet zoals gezellig langsgaan bij haar op de kamer. Ik moet heel hard schreeuwen om me verstaanbaar te maken. Zij ook. Maar het is beter dan niets natuurlijk.”

U geeft les in Gyrotonic en Gyrokinesis. Wat is dat juist?

“Dat is een waanzinnig mooi trainingssysteem. Fysiek is het zo uitgekiend, dat je je lichaam en geest ontwikkelt. Het zorgt ervoor dat je geen blessures meer oploopt tijdens het dansen en toekomstige blessures voorkomt. Ik ga nooit meer naar een fysiotherapeut of zelfs nauwelijks naar de dokter. Ik begeleid mensen van seconde op seconde, zodat ze geen fouten of afwijkingen maken.”

“Ik ben er achttien jaar geleden, op mijn vijftigste, mee begonnen. Totaal uitgeput was ik. Ik had overal pijn. Twee hernia’s, mijn knieën en enkels kapot. Dat is het leven van een danser: blijven doorgaan en nooit even pauzeren om te genezen. Toen dacht ik, nu ga ik wél stoppen en kijken hoe ik van die pijn verlost raak. Dat heeft acht jaar geduurd. Mijn blessures zijn er nog altijd een beetje, maar ik kan gewoon door.”

Ik heb BIS enkele dagen geleden bekeken op mijn laptop.

“Oh, dat is niet goed! Daar ben ik heel erg tegen. Het was ook niet de beste voorstelling die we gespeeld hebben, het was de aller-allereerste. En dat dan via zo’n scherm, je kan zomaar even opstaan om naar het raam te lopen. Video is een waardeloos medium voor voorstellingen.”

Hoewel ik de voorstelling op een scherm heb bekeken, voel ik dat er veel emotie achter zit. Waarover gaat de voorstelling voor u?

“De voorstelling gaat nooit ergens over. Dat is mijn idee natuurlijk, ik kan niet voor Jan spreken. Een voorstelling inspireert een publiek, iedereen ziet er iets anders in: datgene wat aangewakkerd wordt bij hen. Om een voorstelling te maken, heb je inspiratie nodig.  Maar je moet ervoor opletten dat een voorstelling niet te exemplarisch wordt, want dan ga je voorschrijven wat het publiek moet voelen. Daar ben ik heel voorzichtig mee. Ik wil alles open laten.”

U hebt al meerdere keren samengewerkt met Jan Martens en Marc Vanrunxt. Wat maakt jullie zo’n goed team?

“We hebben dezelfde opvatting over kunst. Dat is fijn. Het is leuk samenwerken wanneer je elkaar echt begrijpt. We bewonderen elkaars werk, wat ook heel belangrijk is. We vinden elkaar hartstikke goed.”

Uw lichaam staat centraal in de voorstelling. U staat daar, op die tafel. 

“Op een kruk, op een krùk. Dat is doodeng.”

Ik kan me voorstellen dat na al die jaren, na een dochter op de wereld te zetten etcetera, uw lichaam niet meer hetzelfde functioneert. Put het repeteren u meer uit dan aan het begin van uw carrière?

“Nee. Als je blijft trainen is er niets aan de hand. Ik merk natuurlijk wel dat ik stijver word, hoewel ik heel veel stretch. Zoiets is niet tegen te houden, maar ik probeer wel om het onderste uit de kan te halen. Dan blijkt dat er nog heel veel mogelijk is in tegenstelling tot andere 68-jarigen.Weinig eten, altijd lijnen, niet snoepen, veel trainen: dat bevalt me gewoon. Ik voel de voordelen van die strenge levensstijl. Ik kan opspringen, naar buiten lopen en een berg beklimmen. Dat is echt een benefit. Ik krijg er veel voor terug.”

Er wordt in recensies regelmatig over u geschreven dat u het publiek wil wakker schudden met uw werk. Is dat zo?

“Dat is niet mijn uitgangspunt. Het feit is dat het gebeurt. Dat komt door de artistieke keuzes die ik maak, maar niet met de bedoeling ‘nu ga ik ze eens even zeggen waar het op staat’. Het zijn pakweg eerlijke intenties over verdriet. Hoe dat werkt, daar ben ik nooit achter gekomen. Het is geen wetenschap.”

“Tijdens BIS ben ik niet hónderd procent aanwezig in de voorstelling, maar honderdvéértig procent. Ik word een soort medium, trek de energie vanuit de zaal, vanuit het publiek. Die energie gaat door me heen en stuw ik terug op een veranderd niveau. Waardoor het aankomt bij de toeschouwer. Ik geef de mensen de kans om gefocust te zijn, zonder enige afleiding.”

Er wordt over u gesproken als een ‘danseres’, maar ik zou u eerder omschrijven als een performer. 

“Ik vind dat elke danseres een performer moet zijn. Dat gaat hand in hand. Je moet niet blanco op een toneel staan. Er moet een soort interpretatie van jou uitgaan. Jan Martens probeert het niveau aan interpretatie dat ik uitzend, naar beneden te halen. Het is leuk om te kijken waar die grens zit: wanneer word je een leeg vat? Dat is een geweldige zoektocht.”

Het publiek verwacht doorgaans een jonge danseres wanneer het naar een dansvoorstelling gaat. Denkt u dat er een shift begint te ontstaan binnen dat verwachtingspatroon?

“Hoe meer we zelf de vloer aanvegen met die opvatting, hoe meer dat zal veranderen. Het is aan ons om door te zetten. Het publiek kan er niet aan doen dat het zo geprogrammeerd is door het klassiek ballet. De opvatting dat dansers jong, mooi, klein en dun moeten zijn zal enkel veranderen wanneer wij er iets aan doen.”

Denkt u dat u ooit zal kunnen stoppen met dansen?

“Zelf heb ik niet zo veel zin meer om iets op poten te zetten. Er gaat enorm veel stress gepaard met organisatie en opmerkingen die je moet incasseren. Maar Jan vraagt me en ik ben vertrokken. Ik doe natuurlijk alleen nog wat ik kan. Ik kan bijvoorbeeld niet meer springen of draaien. Maar staan kan ik nog, in elk geval”, (lacht) “Dat is ook wat je moet doen: uitzoeken wat je nog kan, wat nog interessant is. Zolang het kan, ga ik door. Maar als mijn lichaam ‘nee’ zegt, dan stop ik ermee. Dat kan in sommige gevallen ook wanneer je dertig bent, dus ik prijs me gelukkig.”

Meer weten over de voorstelling? Ontdek alles over BIS hier.