TONEELG(E)RUIS EDITIE #10: Het generatienummer

TONEELG(E)RUIS EDITIE #10: Het generatienummer

Toneelg(e)ruis #10 staat volledig in het teken van het ‘generatiegesprek’. De aanleiding daartoe is een nieuw initiatief van Toneelhuis, met name P.U.L.S. of Project for Upcoming Artists for the Large Stage.

P.U.L.S. is een project dat minder voor de hand ligt dan je op het eerste zicht zou denken. Dat bleek nog maar eens uit de State of the Union van theaterrecensent Wouter Hillaert tijdens het Theaterfestival in september 2016. Hillaert riep de generatie van Tachtig expliciet op om plaats te maken voor een nieuwe generatie theatermakers. De Tachtigers hadden inmiddels voldoende lang aan het roer gestaan. Er dienden zich trouwens nieuwe inhouden en een nieuw maatschappelijk engagement aan waar de oudere generatie weinig of geen oog voor had, zoals vragen rond diversiteit en stedelijke betrokkenheid. De State of the Union aan het begin van het theaterseizoen is bij uitstek een moment om de collega’s wakker te schudden. En in die zin is de opdracht van Wouter Hillaert zeker geslaagd. De State of the Union werd op luid applaus onthaald en leek dus inderdaad op een breuk te wijzen tussen de generaties in theatermakend Vlaanderen.

Tot de generatie van Tachtig worden theatermakers als Jan Fabre, Jan Lauwers, Ivo van Hove, Lucas Vandervost, Guy Cassiers, Alain Platel, Anne Teresa de Keersmaeker, Wim Vandekeybus en Jan Decorte gerekend. Artiesten die de voorbije decennia zowel in binnen- als in buitenland grote erkenning hebben gekregen. De meesten onder hen hebben inmiddels een eigen gezelschap of schouwburg en drukken hun artistieke stempel nog steeds op de Vlaamse podiumkunsten.De generatiediscussie wordt nog versterkt door een institutionele discussie die het Vlaamse theater sinds de jaren tachtig stevig in zijn greep houdt. Daarbij worden de kleine en de grote zaal tegen elkaar uitgespeeld. De grote zaal wordt geassocieerd met institutionalisering, vervreemding en artistiek compromis. De kleine zaal staat dan voor authenticiteit en de mogelijkheid om trouw te blijven aan de initiële artistieke impuls. In de grote zaal zou het instituut voorop staan, in de kleine zaal de artiest. Dat is enigszins geschematiseerd, maar het is niet moeilijk om deze tweedeling te traceren vanaf het begin van de jaren tachtig tot nu. Paradoxaal is het de beruchte generatie van Tachtig die in die periode evolueerde van de kleine naar de grote zaal.

Toneelhuis voelt zich aangesproken door deze discussie, niet alleen omdat zijn artistiek leider een Tachtiger is, maar ook omdat P.U.L.S. expliciet vertrekt van de mogelijkheid en de vruchtbaarheid van een dialoog tussen generaties én vanuit de idee dat de grote zaal over een artistiek potentieel beschikt dat ook nieuwe theatermakers kan aanspreken.

Het leek ons goed om al die vragen voor te leggen aan onze theatermakers, over de generaties heen. En dat in onverwachte en verrassende gesprekscombinaties. Wat dacht u van een tafel met Alain Platel, Lisaboa Houbrechts, Mokhallad Rasem en Guy Cassiers? 
Of van de combinatie Jan Lauwers, Bosse Provoost en Benjamin Verdonck? Of liever: Marie Vinck, Stef Aerts en Thomas Verstraeten van FC Bergman, en Jan Fabre en Hannah de Meyer? Of tenslotte: Ivo van Hove, Tom Dewispelaere en Timeau De Keyser? Gelukkig hoeft u niet te kiezen. In deze Toneelg(e)ruis #10 kan u bij de vier tafels aanschuiven. Er wordt uitvoerig gesproken over de generatiekloof, de grote versus de kleine zaal, over authenticiteit en institutionalisering, over diversiteit en de stad, over de functie van theater en kunst,... Niet dat iedereen het steeds met de ander eens is, maar artistieke dialogen zijn het zeker. En daar is het uiteindelijk allemaal om te doen.