Radio Toneelhuis: Gilgamesj

Radio Toneelhuis: Gilgamesj

Een spel voor poesjenellen in het Antwerps

Wannes Van de Velde schreef zijn Gilgamesj - een ongegeneerde Antwerpse versie - oorspronkelijk voor poesjenellen in 1989. In de theaterproductie krijgen de goden, de talrijke mythologische figuren, en de bekende Antwerpse Poesje-figuren de Neus en de Kop gestalte door het fantasievolle spel van acteurs, uitbundige maskers en kostuums en Turkse muziek. Het stuk zit vol vette knipogen naar politieke (wan)toestanden en menselijke tekortkomingen. Dat klinkt misschien tamelijk serieus, maar dat is het zeker niet, integendeel. De volkse taal, de zotte toestanden en de hilarische figuren maken van Gilgamesj een onvergetelijke voorstelling.

 

Poesjenellentheater


‘Poesje’ is de Antwerpse benaming voor marionettentheaters. Het is afgeleid van het Italiaanse Pulcinella, een populaire schelmenfiguur uit de commedia dell’arte. Al in de zestiende eeuw werden er poesjenellentheatervoorstellingen gehouden in Antwerpen. Ze waren vooral erg populair in de negentiende eeuw, bij de bewoners van de volksbuurten. Antwerpen kende een veertigtal 'Poesjes', verspreid over verschillende wijken. Omdat het arme publiek zich geen plaatsje in de schouwburg met echte acteurs kon veroorloven, werd er met poppen in kelders gespeeld.

Eind negentiende eeuw bleef er nog maar één poesjenellenkelder over: in de Repenstraat. Hier bleven de voorstellingen plaatsvinden. In de loop der jaren ondervond het poppentheater toch concurrentie van echte theaters met acteurs. De 'Poesje' begon noodgedwongen met het geven van privévertoningen voor gezelschappen en verenigingen. Het is een traditie geworden die tot op de dag van vandaag bestaat.

Het repertoire bleef al die jaren hetzelfde: volksvertelsels en oude ridderromans waarin telkens dezelfde poesjenellen (de zogenaamde voddenbalen de Neus, de Schele, de Kop, de Bult en Belleke) de hoofdrol spelen. Ook de traditie om alleen mannen te laten praten werd behouden. De voorstellingen worden dikwijls gekruid met persoonlijke anekdotes van de toeschouwers.

Begin jaren tachtig begon Wannes Van de Velde te werken aan een poppentheater dat de oude Antwerpse poppenspeltraditie “de poesje” zou voortzetten. Hij schreef zelf de teksten, vertaalde stukken van Michel de Ghelderode, kapte de poppen uit lindenhout en schilderde de decors. Zijn moeder, die een goede naaister was, maakte de kleren. Terwijl drie spelers de poppen hanteerden, deed Wannes de stemmen en verzorgde de muzikale omlijsting en het klankdecor. 

Wannes Van de Velde over het Poesjenellentheater:
"Poppenspel is in de eerste plaats een klimaat; dynamisch, bizar, demonisch, een tikkeltje morbide, maar nooit vulgair, en vooral: genadeloos." - Uit In de tijd (notities 1987 – 1993)

Olympique Dramatique leerde Wannes Van de Velde kennen aan Studio Herman Teirlinck, waar hij gitaarles gaf. De ontmoeting met de zanger en dichter liet een onuitwisbare indruk na. Geïnspireerd door de grootmeester kozen ze nu voor diens Gilgamesj om te lezen bij Radio Toneelhuis, onder Wannes' motto Ne zanger is ne groep of stukken lezen doede ook best in groep.

Gilgamesj

Het Gilgamesj-epos is het nationale heldendicht van Babylonië en Assyrië (het huidige Irak), dat omstreeks het midden van vorige eeuw op kleitafels werd teruggevonden in het paleis van de Assyrische koning Assurbanipal.

Het verhaal speelt zich af in lang vervlogen tijden, toen de mensen en de goden nog met elkaar konden praten. De bevolking van Mesopotamië gaat gebukt onder het juk van de tirannieke Gilgamesj, de koning van de stad Uruk, die zichzelf voor een onsterfelijke halfgod houdt. Goden en mensen spannen samen om zijn hoogmoed te breken. Enkidu, een soort halfgoddelijke Übermensch van de naïeve soort, moet Gilgamesj een lesje leren. Na een hevig tweegevecht tussen Gilgamesj en Enkidu, bewonderen de twee elkaars kracht en samen trekken ze op verovering. De overmoed van Enkidu wordt met de dood bestraft. Dit treft Gilgamesj zo diep dat hij op zoek gaat naar het mysterie van het zijn. Het conflict tussen het verlangen van Gilgamesj naar onsterfelijkheid en zijn eindig lot als mens vormt de universele kern van dit boeiende verhaal.