PLATINA: in gesprek met twee edele metalen

PLATINA: in gesprek met twee edele metalen

Na veertien jaar sluit theatermaker Abke Haring haar periode in Toneel­huis af met de voorstelling PLATINA, die zowel geselecteerd werd voor het Vlaams als het Nederlands Theater­Festival. Daarin brengt ze een aangrijpend portret van een koppel dat een laatste poging doet om aansluiting bij elkaar te vinden. Een gesprek met Abke en haar tegenspeler Koen van Kaam over verscheurende thema’s en verbindend vertrouwen.

Abke, op welk moment wist je dat je deze voorstelling wou gaan maken?

Abke: ‘PLATINA is het eerste deel van UNISONO en PLATINA. Ik wist dan ook al heel lang dat ik deze voorstelling ging maken. Voor mij was in het begin al helder dat het over een koppel moest gaan, maar wat precies wist ik pas later. Toen ik aan de voorstelling begon te schrijven, woonde ik al terug in Amsterdam. Ik had daar geen schrijfplek en huurde een kamertje bij een kunstenaarscollectief. Ik weet nog dat ik ‘s nachts daar zat met een zwarte kop koffie en de boten buiten zag liggen en de trein hoorde voorbij denderen. Het was een hele mooie plek. Toen heb ik de eindmonoloog van Koen geschreven. Ik voelde dat ik iets te pakken had. Ik gaf als het ware iemand woorden en die woorden waren dan de kern.’

Vanavond spelen jullie de twintigste voorstelling van PLATINA. Hebben jullie het gevoel dat de voorstelling nu een andere betekenis heeft dan bij de première?

Abke: ‘In onze speelreeks waren we tijdens het spelen voornamelijk bezig met humor en met de vraag hoe we het luchtig kunnen houden. Nu zagen we de video terug en merkten we hoe heftig de voorstelling eigenlijk is. Eigenlijk gaat de voorstelling over spijt in de ruime zin van het woord, een allesomvattende spijt.’

Koen: ‘De spijt over de foute keuzes die je in je leven hebt gemaakt en die je niet hebt rechtgezet. Keuzes die niet meer terug te draaien zijn. Spijt over het feit dat iedereen sowieso alleen achterblijft. Ik geloof dat bij aanvang thema’s zoals spijt en afscheid al benoemd waren, maar Abke nog niet precies wist welke kant het zou uitgaan. Het was pas tijdens één van de repetities dat er tijdens het spelen een soort van verzoening ontstond tussen de personages, waardoor het even niet meer over spijt ging. Toen hebben we pas echt benoemd dat het over spijt ging gaan.’

Waarom was het belangrijk om Koen te betrekken in het project?

Abke: ‘Omdat het een heel moeilijk thema is. En spijt op een herkenbare manier vorm geven is niet evident. Om dat te kunnen bereiken was het zeer belangrijk om met iemand te werken die ik volledig vertrouw. Ik had voordien al met Koen gewerkt en ik wist dat hij zich volledig kan geven, ook wanneer het in het begin nog niet duidelijk is waar het naartoe zal gaan. Bovendien is hij ook een topspeler en knappe man, zowat de Brad Pitt van de Lage Landen. Peter Seynaeve, die ons coachte, is de George Clooney.’

Koen: ‘En Abke is Carice van Houten! (lacht) Het vertrouwen was vooral belangrijk om zo dicht mogelijk bij de mensen te kunnen komen. Het is een keihard onderwerp dat ieder mens in een bepaalde periode in zijn leven heel hard in zijn gezicht krijgt. Wanneer er spijt is, gaat dit gepaard met pijn en zelftwijfel, verachting over jezelf en twijfel over de ander. Het is een heel complex ding, terwijl het maar zo een kort woordje is. Iedereen ervaart die spijt op een totaal andere manier, maar je ziet in het publiek wel constant momenten van herkenning.’

Abke, jij leerde Koen kennen toen je net in Antwerpen studeerde. Nu sluit je jouw periode in Toneelhuis ook af met hem. Was je jouw hiervan bewust?

Abke: ‘Ik leerde Koen kennen toen ik nog op toneelschool zat en hij in Ten Oorlog speelde. PLATINA wou ik maken met de mensen die ik echt heel erg liefheb en dat zijn Koen en Peter. Maar het heeft geen symbolische waarde, het is vooral in het belang van het proces. Omdat wij elkaar zo goed kennen, hebben wij geen voorafgaande tijd nodig om vertrouwen te winnen. We kunnen tijdens het repeteren gewoon meteen beginnen en direct naar de kern van de voorstelling gaan.’

Koen: ‘Maar los van het feit dat je Abke haar wereld kent en goed aanvoelt, is het als acteur toch geen simpele opgave. Ik speelde mee in haar eerste productie van Toneelhuis. Ik herinner me hoe moeilijk dat was als acteur. Abke is wel zeer helder en weet heel goed wat ze wel en niet wil. Maar het gebied waar ze naartoe gaat, is heel moeilijk te vatten, het is zeer vluchtig en ijl. En vaak moet ze zelf ook het antwoord schuldig blijven op de vraag waar dat dan precies ligt.’

Koen, hoe zou je Abke haar werk omschrijven?

Koen: ‘In de periode dat Abke serieus begon te schrijven, waren we ook een koppel. Ik mocht dus op de eerste rij zitten en haar zien evolueren. Ze creëert in haar voorstellingen een soort verdicht universum waar alles samenperst is tot een klein bolletje essentie. En dat bolletje is dan uitgerekt over de duur van de voorstelling. Ik heb de voorstellingen van Abke altijd heel graag gezien en ik vond het heel fijn dat ze vroeg om nog eens samen te werken.’

Abke: ‘Dat is een heel lief antwoord.’

Kortstond, de voorstelling waarin Koen meespeelde, was de eerste en enige productie waarin jij enkel de regiestoel bekleedde. Hoe ervaar jij een productie waarin je zelf niet op het podium staat?

Abke: ‘Het is echt een groot verschil. Het was heel moeilijk om niet mee te spelen, maar toch ook fijn. Regisseren en spelen is ook heel lastig. Gelukkig was Peter Seynaeve erbij om mijn outside eye te zijn. Voor mij is hij heel belangrijk. Ik ben ook wel benieuwd om deze voorstelling eens gespeeld te zien worden door andere mensen, misschien is dat wel heel geestig.’

Koen: ‘Alleen regisseren is ook moeilijk. Je zit op een bepaalde afstand van jouw eigen creatie. Bovendien moet je ook veel meer vragen kunnen beantwoorden als je zelf niet meespeelt. Dat is best vervelend, want als je zo intuïtief werkt als Abke is het niet altijd goed voor een proces om zo veel vragen te krijgen en die al concreet te moeten beantwoorden. Het proces is een grabbelbak waaruit je op je gevoel iets probeert uit te halen. Vragende ogen zijn dan vaak contraproductief. En Abke haar schriftuur is zo specifiek. Het is een eigen universum en het onderwerp wordt betreden via haar wereld. In haar voorstellingen zet zij steeds iemand tegenover zichzelf die een probleem voor haar vormt. Als zij niet meespeelt, is dat iets helemaal anders.’

Waaruit haal jij jouw inspiratie, Abke?

Abke: ‘Ik put onder andere inspiratie uit bijbelachtige teksten. Maar ook documentaires en fotoboeken inspireren mij enorm. Ik vertrek meestal vanuit beelden en als ik schrijf heb ik enkel foto’s op mijn tafel liggen. Het liefst heb ik abstracte beelden, zoals sommige foto’s van Wolfgang Tillmans. Maar evengoed het werk van Nan Goldin. De mensen in haar beelden zijn op een heel intieme manier afgebeeld. Je ziet dus meteen hun mentale ruimte zonder dat jij hierbij uitleg krijgt. Dat is eigenlijk ook wat ik doe, maar dan gedurende een uur met theater.’

De periode in Toneelhuis is nu afgesloten. Wat zijn de vooruitzichten voor het komende jaar? 

Abke: ‘We blijven sowieso met PLATINA toeren. Verder speel ik ook met het idee om iets te maken met vier mensen op een scène, waarvan ik er één ben. Ik zou er al veel over willen delen, maar dat doe ik niet!’ (lacht)

Ook interessante producties: